Kanaaldijk-Noord 1, 5613 DH, Eindhoven
+31 (0) 40-2452555

Internationale bevoegdheid in gezag- en omgangszaken

In een samensmeltende Europese Unie komt het steeds vaker voor; samengestelde gezinnen met verschillende nationaliteiten die zich, als dan niet tijdelijk, vestigen in een andere lidstaat. Een Duitse vader in een relatie met een Nederlandse moeder. Het gezin woont in Nederland maar vader werkt in België. Wat nu als de ouders uit elkaar gaan en er een omgangsregeling moet komen? Wat als de ouders een geschil hebben over de schoolkeuze of de vraag bij welke ouder het kind gaat wonen na de breuk?

Zeker advocaten die werken in de grensstreek komen steeds vaker in aanraking met grensoverschrijdende geschillen, waarbij internationale en Europese regelgeving een rol speelt als het gaat over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijk recht. De vervaging van de grenzen binnen de Europese Unie komt ook tot uitdrukking in de dagelijkse familierechtpraktijk.

Brussel II Bis Verordening

In zaken over gezag en omgang binnen de Europese Unie zijn er op Europees niveau regels gesteld over de wijze waarop de lidstaten om moeten gaan met deze grensoverschrijdende geschillen. Het belangrijkste document hierover is de Verordening (EG) Nr. 2201/2003 VAN DE RAAD van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, kortweg aangeduid als de Brussel II Bis Verordening.

Artikel 8 van de Brussel II Bis Verordening geeft een regel over de bevoegdheid van de Rechtbank in de lidstaten:

Ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.

Deze regel geldt tenzij er sprake is van kinderontvoering of een wijzigingsprocedure of als het verzoek samenhangt met een echtscheidingsverzoek. Dan gelden andere regels. De regel lijkt simpel, maar zo simpel is hij echter niet. De vraag rijst namelijk wat er wordt verstaan onder de term ‘gewone verblijfplaats’ van het kind. Dat is niet altijd zo eenvoudig vast te stellen. Als de ouders altijd samen in Nederland hebben gewoond en het kind in Nederland is opgegroeid, dan is de gewone verblijfplaats van het kind niet zo moeilijk vast te stellen.

Lastiger wordt het echter als een kind in de grensstreek woont, in het ene land naar school gaat en in het andere land naar de tandarts, de ouders weliswaar in het ene land wonen maar in het andere land werken, en de ouders zich in andere landen (willen gaan) vestigen. Wat is dan de gewone verblijfplaats van het kind?

Het begrip gewone verblijfplaats in de zin van Brussel II-Bis wordt in de Verordening niet gedefinieerd maar uit vaste rechtspraak blijkt dat een rechter in de lidstaten per geval de bevoegdheid moet beoordelen aan de hand van alle feiten en omstandigheden die betrekking hebben op het specifieke kind. Het moet er onder meer om gaan dat de aanwezigheid van een kind in een lidstaat niet berust op een toevallige fysieke aanwezigheid maar dat de verblijfplaats van een kind een zekere integratie in een sociale en familiaire omgeving tot uitdrukking brengt. Het gaat dus om het criterium van de nauwe verbondenheid. Het land waar het kind staat ingeschreven in de basisadministratie is veelal niet richtinggevend. De omgeving is van wezenlijk belang voor de vaststelling van de gewone verblijfplaats van het kind en bestaat uit verschillende elementen die variëren naar gelang de leeftijd van het kind.

De rechter zal dus de normale verblijfplaats van het kind vast moeten stellen voordat hij een beslissing neemt op de vraag of hij bevoegd is om kennis te nemen van een zaak en voordat hij aan een inhoudelijk beoordeling toe kan komen. Als de zaak aanhangig wordt gemaakt in twee landen, (bijvoorbeeld door de moeder in Nederland en door de vader in Duitsland) dan moet de rechter die het laatst is aangezocht wachten op het oordeel van de eerste rechter. Dit volgt uit artikel 19 van de Brussel II Bis Verordening. Dat is ook logisch, omdat er anders in twee landen verschillende uitspraken kunnen komen, met alle gevolgen van dien.

Heeft u te maken met een grensoverschrijdend geschil in familiezaken? Neemt u dan contact op met een van onze familierechtadvocaten.

 

Related Posts

Houben & van Dijck