Kanaaldijk-Noord 1, 5613 DH, Eindhoven
+31 (0) 40-2452555

Straf

Straf

Nederland kent vier hoofdstraffen: geldboete, taakstraf, hechtenis en gevangenisstraf. Bij ieder strafbaar feit is in de wet bepaald wat de maximale straf is die een rechter kan opleggen.

Geldboete

De geldboete is de lichtste vorm van straf. In de wet staat dat een gelboete ten minste € 3,- moet zijn. De wet kent zes categorieën voor de hoogte van de geldboete. De laagste categorie gaat tot € 410,00 en de hoogste tot € 820.000,00. In de wet is bij elk strafbaar feit de boetecategorie vermeld. Daardoor is het niet nodig om alle strafartikelen aan te passen wanneer de hoogte van de boete, bijvoorbeeld vanwege de inflatie, wijzigt. Er kan volstaan worden met de wijziging van artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht waarin de boete categorieën zijn vermeld. De rechter kan een boete vanaf € 500,00 in termijnen opleggen. Soms houden rechters zich daar niet aan. Zo hebben wij een zaak gehad waarbij de politierechter aan de verdachte, die maar € 50,00 per week te besteden had, een geldboete oplegde van € 25,- te betalen in 5 maandelijkse termijnen van € 5,-. De geldboete wordt geïncasseerd door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) in Leeuwarden.

Taakstraf

Een taakstraf kan bestaan uit een leerstraf of een werkstraf. De werkstraf mag maximaal 240 uren zijn en het totaal niet meer dan 480 uren. Een taakstraf kan alleen voor misdrijven en niet voor overtredingen worden opgelegd. De rechter bepaalt alleen het aantal uren taakstraf en niet waaruit de taakstraf bestaat. Dat doet de reclassering.

Wanneer men tot een taakstraf is veroordeeld dan krijgt men kort nadat het vonnis vast is komen te staan een brief van de reclassering met een uitnodiging voor een gesprek over de invulling van de taakstraf. Als het gaat om een werkstraf dan houdt de reclassering rekening met de persoonlijke situatie van de veroordeelde. Er wordt gekeken welke werkzaamheden geschikt zijn en op welke tijden de werkzaamheden verricht kunnen worden. Voor iemand die een volledige baan heeft zal dat in de avonduren en weekenden zijn. Een taakstraf kan niet altijd opgelegd worden. Een eerdere veroordeling tot een taakstraf kan namelijk een nieuwe veroordeling tot een taakstraf in de weg staan.

Hechtenis

Hechtenis is de vrijheidsbenemende straf die kan worden opgelegd wanneer men veroordeeld is voor een overtreding. Bij veroordeling voor een overtreding krijgt men geen strafblad. De hechtenis die als straf wordt opgelegd is iets anders dan hechtenis bij voorlopige hechtenis. Voorlopige hechtenis is de tijd die men van zijn vrijheid is beroofd voordat de rechter over de strafzaak heeft geoordeeld en vonnis heeft gewezen. Voorlopige hechtenis kan alleen bij verdenking van een misdrijf.

Gevangenisstraf

De gevangenisstraf is de meest bekende straf. Gevangenisstraf kan alleen worden opgelegd bij een veroordeling voor een misdrijf. Bij een veroordeling voor een misdrijf krijg je een strafblad. De tijdelijke gevangenisstraf is minimaal een dag en maximaal 30 jaren. Naast de tijdelijke gevangenisstraf is er de levenslange gevangenisstraf. In tegenstelling tot wat velen denken, is een levenslange gevangenisstraf ook echt levenslang.

Bij veroordelingen voor zeer ernstige strafbare feiten waarbij de veroordeelde in voorlopige hechtenis zit, wordt de gevangenisstraf meestal meteen in aansluiting op de voorlopige hechtenis ten uitvoer gelegd. De tijd die de veroordeelde al in voorlopige hechtenis heeft gezeten wordt dan op de gevangenisstraf in mindering gebracht.

Wanneer er geen voorlopige hechtenis is en de veroordeelde op vrije voeten is, dan krijgt hij een oproep om zich bij de gevangenis te melden. Het kan weken of maanden duren tot na de veroordeling, voordat men zich moet melden. Daarom spreekt men ook wel van ‘een lopend vonnis’.

Voorwaardelijke straf

Een straf kan ook voorwaardelijk opgelegd worden. Dat kan geheel voorwaardelijk, maar ook gedeeltelijk; bijvoorbeeld een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk.

Aan een voorwaardelijk opgelegd strafdeel is altijd een proeftijd verbonden. Meestal is dat twee jaar, maar de proeftijd kan ook korter of langer zijn.

Aan een voorwaardelijke veroordeling zijn voorwaarden verbonden. Dat is in ieder geval de algemene voorwaarde dat men zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een nieuw ernstig strafbaar feit. Ook kunnen bijzondere voorwaarden opgelegd worden, bijvoorbeeld dat men zich onder toezicht van de reclassering moet laten stellen en ook moet doen wat de reclassering verlangt, zoals het ondergaan van een vorm van behandeling.

Wanneer iemand zich niet aan de voorwaarden houdt en bijvoorbeeld een nieuw strafbaar feit pleegt, dan kan de officier van justitie aan de rechter verzoeken dat het voorwaardelijke deel van de straf alsnog moet worden uitgevoerd. Over die vordering vindt dan bij de rechtbank een zitting plaats. Vaak wordt op die zitting dan ook het nieuwe strafbare feit behandeld. De officier van justitie kan dan, naast tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf, ook een straf vorderen voor het nieuwe strafbare feit. Dan word je dus ‘dubbel’ gepakt.

Ontnemingsmaatregel

Wanneer iemand is veroordeeld voor een strafbaar feit en het Openbaar Ministerie van mening is dat de veroordeelde winst heeft gehad door het plegen van dat strafbare feit, dan kan het OM proberen om deze winst af te pakken.

De officier van justitie moet dan een zogenoemde vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel (= winst uit het strafbare feit) bij de rechtbank indienen waarover de rechter moet beslissen. De vordering kan ook betrekking hebben op het voordeel dat is verkregen voor feiten waarvoor geen veroordeling is gevolgd maar “waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan”.

Wanneer iemand in een langere periode een reeks van oplichtingen pleegt, bijvoorbeeld goederen aanbiedt op Marktplaats, daarvoor betaling ontvangt en de goederen nooit aflevert, dan is het vaak zo dat om praktische redenen in de strafzaak slechts voor een paar gevallen wordt vervolgd. De ontnemingsvordering kan dan ook betrekking hebben op de gevallen waarvoor niet is vervolgd en dus geen veroordeling is gevolgd.

Wanneer de ontnemingsvordering van het OM wordt toegewezen, dan moet de veroordeelde het door de rechtbank geschatte bedrag van de winst aan de Staat betalen. Doet hij dat niet dan kan de officier van justitie vorderen dat lijfsdwang wordt toegepast. De veroordeelde moet dan de gevangenis in, op die manier wordt geprobeerd hem tot betaling te dwingen.

Ook over de toepassing van lijfsdwang moet de rechtbank apart beslissen. De maximale duur van de lijfsdwang is drie jaar. Lijfsdwang wordt niet opgelegd wanneer de veroordeelde kan aantonen dat hij niet in staat is om te betalen. Lijfsdwang is een drukmiddel en wanneer iemand daadwerkelijk niet kan betalen dan heeft het zetten van druk geen zin. Lijfsdwang vervangt niet de verplichting tot betaling. Als een veroordeelde dus lijfsdwang heeft ondergaan en desondanks niet heeft betaald, dan moet hij na de lijfsdwang nog steeds betalen.

Houben & van Dijck