Kanaaldijk-Noord 1, 5613 DH, Eindhoven
+31 (0) 40-2452555

Wetsvoorstel tot beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen aangenomen door de Tweede Kamer

02 mei 2016   mr. W.S. Maas-van Weert

In 2014 hebben VVD, D66 en PvdA een initiatiefwetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer om de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken. Op 19 april 2016 heeft de Tweede Civiel rechtKamer het wetsvoorstel aangenomen. Het wetsvoorstel wordt nu op korte termijn behandeld door de Eerste Kamer.

Volgens de initiatiefnemers sluiten het wetsvoorstel en de voorgenomen hervormingen beter aan bij de huidige (notariële) praktijk. Bovendien benadrukken de initiatiefnemers dat een nieuw huwelijksgoederenregime beter aansluit bij met name de wensen van de jongere generatie, alsmede de internationale ontwikkelingen. Volgens de initiatiefnemers is het tevens billijk om alleen hetgeen uit en door het huwelijk is gegenereerd bij ontbinding van het huwelijk te verdelen. De achtergrond van het wetsvoorstel is dus -kortweg- dat het oude wettelijke systeem, waarin er een algehele gemeenschap van goederen ontstaat , volgens de initiatiefnemers niet meer van deze tijd is.

Het wetsvoorstel beperkt de zogenoemde wettelijke gemeenschap van goederen. Op grond van de huidige wettelijke regeling ontstaat er tussen echtgenoten een gemeenschap van goederen zodra zij trouwen, tenzij echtgenoten huwelijkse voorwaarden opstellen. Dit betekent kortweg dat alles wat de echtgenoten hebben op het moment van trouwen gemeenschappelijk wordt, zowel de baten als de lasten, dus zowel alle goederen als alle schulden. Het wetsvoorstel beoogt hier verandering in te brengen. De beperkte gemeenschap van goederen impliceert dat alleen hetgeen wat echtgenoten tijdens het huwelijk opbouwen gemeenschappelijk wordt. Alles wat echtgenoten dus vóór het huwelijk hadden, blijft privé. Het wetsvoorstel regelt ook dat verschillende goederen/rechten niet langer in het gemeenschappelijke vermogen vallen, zoals bijvoorbeeld erfenissen en giften, zelfs als deze zonder uitsluitingsclausule zijn verkregen.

Tijdens het huwelijk zullen er dus drie vermogens zijn, één gemeenschappelijk vermogen, een privévermogen van de ene echtgenoot en een privévermogen van de andere echtgenoot. Er is dan sprake van een beperkte gemeenschap van goederen in plaats van een algehele gemeenschap van goederen. Echter, om na te gaan wat wanneer reeds bestond is het cruciaal dat de echtgenoten tijdens het huwelijk hun privévermogens en het gemeenschappelijk vermogen goed van elkaar gescheiden houden. Dit betekent dat hiervoor een administratie moet worden bijhouden. Dit gebeurt in de praktijk echter vrijwel nooit.

Volgens de initiatiefnemers van het wetsvoorstel speelt het bewijsvermoeden in dit kader een belangrijke rol. De wet schrijft -kortweg- voor dat al het aanwezig vermogen vermoed wordt gemeenschappelijk te zijn. De echtgenoot die stelt dat een goed niet gemeenschappelijk is, zal dit moeten bewijzen. Dit is volgens de initiatiefnemers een oplossing voor het feit dat weinig echtgenoten tijdens het huwelijk een nauwkeurige administratie bijhouden van het inkomen en vermogen. Het ontbreken van een administratie levert echter, ondanks het bestaan van een wettelijk bewijsvermoeden, problemen op in de praktijk. De discussie tussen echtgenoten tijdens een echtscheidingsprocedure zal daardoor waarschijnlijk meer dan voorheen gericht zijn op het afwikkelen van de gemeenschap, meer in het bijzonder op het vaststellen van het privévermogen en het vaststellen van eventuele vergoedingsrechten.

Naast de beperking in de gemeenschap van goederen regelt het wetsvoorstel ook het verhaal van privéschuldeisers op gemeenschapsgoederen en bepaalt het wetsvoorstel hoe het ondernemingsvermogen van één van de echtgenoten binnen de gemeenschap van goederen valt. Voor ondernemers die reeds een onderneming hadden voor het huwelijk zal in beginsel gelden dat de onderneming buiten de huwelijksgemeenschap valt. Wel behoort de winst die tijdens het huwelijk is gemaakt en niet is uitgekeerd en het verlies in dezelfde periode tot de gemeenschap. Voor ondernemers die tijdens het huwelijk gaan ondernemen geldt dat de onderneming in de beperkte gemeenschap valt. Daarnaast wordt de regeling over de draagplicht van schulden aangepast.

De voorgestelde wetgeving zal alleen voor nieuwe huwelijken gaan gelden. Of het voorstel daadwerkelijk in werking treedt is afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer. Het is dus nog onduidelijk of en wanneer het huidige wetsvoorstel daadwerkelijk in deze vorm in werking zal treden.

 

Houben & van Dijck