Kanaaldijk-Noord 1, 5613 DH, Eindhoven
+31 (0) 40-2452555

Onduidelijkheid over de rol van de alleenstaande ouderkop bij de berekening van kinderalimentatie

16 maart 2015 mr. W.S. van Weert 

Op 1 januari 2015 is de Wet Hervorming Kindregelingen in werking getreden. Op 29 december 2014 is er al een artikel op deze website geplaatst over de gevolgen van de nieuwe wetgeving voor de berekening van kinderalimentatie. De Expertgroep Alimentatienormen schrijft voor dat vanaf 1 januari 2015 het volledige kindgebonden budget, dus inclusief de zogenoemde alleenstaande ouderkop, in mindering strekt op de behoefte van kinderen. Het eigen aandeel van de ouders in de behoefte van de kinderen wordt daardoor een stuk lager of in sommige gevallen zelfs nihil (zie het artikel van 29 december 2014 van mr. W.S. van Weert en mr. E. Kweens).

Inmiddels is de spreekwoordelijke bom in ‘alimentatieland’ gebarsten. Niet alleen rechtswetenschappers en advocaten plaatsen vraagtekens bij het nieuwe systeem en de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen in dit kader, maar ook de rechtspraak lijkt het niet eens te zijn over de rol van de alleenstaande ouderkop bij de berekening van kinderalimentatie.

De rechtbank Den Haag speelt in deze discussie een belangrijke rol. Vlak na de invoering van de nieuwe wetgeving in januari 2015 besloot de rechtbank Den Haag al dat zij zich niet kon verenigen met de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen om de alleenstaande ouderkop in mindering te brengen op de behoefte van de kinderen. De rechtbank overwoog in haar uitspraak van 9 januari 2015:

‘De rechtbank acht dit niet redelijk en in strijd met het wettelijke uitgangspunt dat ouders gehouden zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen (voor zover hun draagkracht dit toelaat). Maatschappelijk gezien vindt de rechtbank het niet aanvaardbaar dat in de behoefte van een kind volledig zou worden voorzien uit gemeenschapsmiddelen, terwijl er bij de niet primair verzorgende ouder wel draagkracht is om een bijdrage aan het levensonderhoud van zijn of haar kind te leveren; de rechtbank is van oordeel dat de huidige regelgeving ook niet tot een dergelijke uitleg dwingt, nu de alleenstaande-ouderkop bedoeld lijkt te zijn als een inkomenspolitieke maatregel, vergelijkbaar met de alleenstaande-ouderkorting, een heffingskorting die tot 2014 bestond en niet op de behoefte van het kind in aftrek werd gebracht. Om die reden wijkt de rechtbank af van het advies van de Expertgroep Alimentatienormen op dit punt (…)’

De rechtbank Den Haag oordeelt dus kortweg dat de alleenstaande ouderkop niet in mindering strekt op de behoefte van de kinderen. Het restant van het kindgebonden budget strekt volgens de rechtbank Den Haag wel in mindering op de behoefte. Aldus wordt het kindgebonden budget uitdrukkelijk in tweeën gesplitst en wordt er een onderscheid gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het ‘restantdeel’. Ook in latere uitspraken (12 februari 2015 en 19 februari 2015) handhaaft de rechtbank Den Haag deze lijn, waardoor er thans wordt gesproken over de “Haagsche lijn” in de jurisprudentie.

Echter, niet alle rechtbank wijken af van de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen. Tot op heden heeft alleen de rechtbank Den Haag afwijkende beslissingen gegeven. Andere rechtbanken rekenen conform de aanbeveling van de Expertgroep of houden alimentatiezaken aan in afwachting van duidelijkheid over deze materie. Het Gerechtshof te ‘s- Hertogenbosch daarentegen overwoog in haar uitspraak van 6 maart 2015:

Het kindgebonden budget, en daarmee ook de alleenstaande ouderkop, zijn componenten die het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen beïnvloeden. Nu in de behoefte van de minderjarige geheel wordt voorzien door het kindgebonden budget dient de ten behoeve van de minderjarige vast te stellen bijdrage op nihil te worden gesteld. Dat in de behoefte wordt voorzien uit de algemene middelen en niet door de man als onderhoudsplichtige doet aan het voorgaande niet af. Immers, de wetgever heeft bij invoering van de Wet Hervorming Kindregelingen onderkend dat het kindgebonden budget mogelijk behoefte dekkend zou zijn en aldus de juridische grondslag voor de verplichting tot het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding zou kunnen doen ontvallen en geen aanleiding gezien deze gevolgen door middel van een wijziging bij te stellen. Andere omstandigheden die een afwijking van de aanbevelingen van de Expertgroep zouden rechtvaardigen zijn niet gesteld of gebleken.’

Op dit moment oordeelt de rechter in Den Haag dus anders over de berekening van het aandeel van de ouders in de behoefte van de kinderen dan de rechter in andere delen van Nederland. Ik vind dit een zorgwekkende ontwikkeling nu de rechtszekerheid voor burgers in het geding is. Het is van belang dat er één lijn ontstaat in de jurisprudentie. Op dit moment is de hoogte van de alimentatiebijdrage niet alleen afhankelijk van het inkomen en vermogen van de ouders maar ook van de woonplaats van de kinderen!

Deze discussie wordt zeker vervolgd……

Meer informatie?

Indien u meer informatie over dit onderwerp wenst, kunt u contact opnemen met ons kantoor.

 

Houben & van Dijck