Wie heeft recht op omgang met een kind?
17 december 2014
Regelmatig kom ik de vraag tegen wie recht heeft op omgang met een kind. Volgens de Nederlandse wet heeft een kind het recht op omgang met zijn ouders en met ‘degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat’. De niet met gezag belaste ouder heeft het recht op en zelfs de verplichting tot omgang met zijn of haar kind. De rechter kan op verzoek al dan niet voor bepaalde tijd een omgangsregeling vaststellen. De rechter kan ook, op verzoek, het recht op omgang al dan niet voor bepaalde tijd ontzeggen.
Wat betekent dit nu in de praktijk? De wettelijke regeling regelt ten eerste dat een ouder het omgangsrecht heeft. Met ouder wordt bedoeld: de moeder, degene die het kind heeft erkend, de adoptieouder en degene van wie het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld. Dit betekent dus dat het in feite niet uitmaakt of een ouder belast is met het ouderlijk gezag over zijn of haar kind of niet. Van belang is de vraag of het ouderschap wettelijk vaststaat. In dit kader is vooral relevant of het kind is erkend of niet. Een vader die zijn kind wel heeft erkend maar géén ouderlijk gezag heeft over zijn kind, heeft dus wel recht op omgang. Een vader die biologisch de vader is maar zijn kind niet heeft erkend heeft in beginsel dus géén recht op omgang. Deze biologische vader heeft misschien wel andere mogelijkheden, daarover later meer.
Degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat heeft in beginsel ook recht op omgang. Dit recht vloeit voort uit artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Iedereen die in een nauwe persoonlijke betrekking staat of heeft gestaan tot het kind ( ‘family life’) heeft ook recht op omgang. Dit betekent dat iedereen die een hechte band heeft met het kind en/of intensief omgang met het kind heeft of heeft gehad, in beginsel recht heeft op omgang met dit kind. Het gaat in de praktijk dan vaak om de biologische vader die het kind niet heeft erkend (zie hiervoor) maar het kan ook gaan om de grootouders, pleegouders, stiefouders, broers, zussen etc.
De maatstaf is de nauwe persoonlijke betrekking tussen hem of haar en het kind. Het bestaan van een familieband alleen is nier voldoende. Volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dient het begrip ‘family life’ ruim opgevat te worden. Artikel 8 EVRM maakt bijvoorbeeld geen enkel onderscheid tussen kinderen die voortkomen uit getrouwde stellen en kinderen die voortkomen uit ongetrouwde relaties. Het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking zal in elke situatie met feiten en omstandigheden onderbouwd moeten worden. Een grootvader die een omgangsregeling wil met zijn kleinkind zal dus bijvoorbeeld moeten aantonen dat hij een hechte band heeft met zijn kleinkind die verder gaat dan het bestaan van een familierelatie alleen. De vraag rijst in dit voorbeeld of grootvader daadwerkelijk voor zijn kleinkind heeft gezorgd en of er in het verleden frequent contact is geweest. Is er sprake van familylife, dan is in ieder geval aan de ontvankelijkheidseis voldaan.
De rechter kan op verzoek van de ouders of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat een omgangsregeling vaststellen. De rechter kan hen het recht op omgang echter ook ontzeggen. Dit kan in beginsel alleen:
- als de omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
- als de ouder/ degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat niet geschikt of niet in staat is tot omgang;
- als het kind twaalf jaar of ouder is en zelf ernstige bezwaren heeft tegen de omgang;
- als de omgang om een andere reden in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
In de praktijk kan het bijvoorbeeld gaan over ouders die ernstig drugs- of alcoholverslaafd zijn en in het bijzijn van het kind drugs of alcohol gebruiken, om een moeder die zo bang is voor de vader van haar kind dat de ontwikkeling van het kind hierdoor in gevaar komt of om een grootouder wiens kleindochter van veertien aangeeft geen enkel contact te willen.
Het recht op omgang met een kind is dus veel breder dan de meeste mensen denken. Voor wettelijke ouders is het feit dat zij de wettelijke ouder zijn genoeg, voor anderen (waaronder de biologische vader) worden er strengere eisen gesteld aan het recht op omgang. In deze gevallen zal er sprake moeten zijn van family life met het kind voordat een ouder wordt ontvangen in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling.
Meer informatie?
Indien u meer informatie over dit onderwerp wenst, kunt u contact opnemen met ons kantoor.
mr. W.S. Maas-van Weert