Geen matiging van boete na overtreding van een tussen twee zakelijke partijen gesloten concurrentiebeding.
Ingevolge art. 6:94 lid 1 BW kan een bedongen boete door de rechter op verzoek van de schuldenaar worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, welke maatstaf tot terughoudendheid noopt. De rechter mag pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik maken als de toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, waarbij niet alleen zal moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding, de omstandigheden waaronder het is ingeroepen en de hoedanigheid van partijen. De omstandigheden van het geval zijn uiteindelijk beslissend.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in een uitspraak van 4 februari 2020 bovenstaande nog eens bevestigd. Het ging in die zaak om schending van een non-concurrentiebeding uit een overeenkomst van opdracht tussen twee zakelijke partijen. Niet was komen vast te staan dat sprake was van een wanverhouding tussen de gevorderde boete en de geleden schade. Gelet op de omstandigheden van het geval vond het gerechtshof dat zich niet de situatie voordeed dat de billijkheid matiging van de gevorderde boete eiste, nu van een buitensporige en onaanvaardbare uitkomst bij toewijzing van de het gevorderde bedrag niet was gebleken.
De volledige uitspraak van het gerechtshof kunt u hier teruglezen. Heeft u vragen over eventuele matiging van de boete uit uw concurrentiebeding, neem dan contact op met één van onze advocaten.