Kanaaldijk-Noord 1, 5613 DH, Eindhoven
+31 (0) 40-2452555

Noodweer of mishandeling?

Regelmatig spreek ik cliënten die worden verdacht van mishandeling. Vaak wordt gezegd: ‘Ik heb aangever wel geslagen, maar ik handelde uit zelfverdediging’. Is dat zo? Wanneer levert een reactie waarbij geweld wordt gebruikt zelfverdediging op?

Zelfverdediging in het strafrecht heet noodweer (of noodweerexces, maar daar gaat deze blog niet over). Het is terug te vinden in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht. Noodweer is kort gezegd het recht om uzelf te verdedigen tegen een aanval. Dit verdedigingsrecht is echter niet onbeperkt.

Voor een geslaagd beroep op noodweer moet allereerst de vraag worden beantwoord of er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Vervolgens moet worden beoordeeld of de door de verdachte tegen deze (dreigende) aanranding gevoerde verdediging noodzakelijk was (anders gezegd: of aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan). Tenslotte moet worden beoordeeld of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was (oftewel: of aan het proportionaliteitsvereiste is voldaan).

Regelmatig strandt een beroep op noodweer op het subsidiariteitsvereiste. Aan deze eis is niet voldaan als u zich niet hoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak ter verdediging bestond. Wanneer u kunt weglopen, wordt dat van u verlangd.

De Hoge Raad heeft in het overzichtsarrest van 22 maart 2016 (ECLI:NL:HR:2016:456) onder andere over dit subsidiariteitsvereiste duidelijkheid verschaft. De Hoge Raad heeft overwogen dat er geen noodzaak tot verdediging bestaat, indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich ook daaraan had moeten onttrekken. De Hoge Raad overweegt ‘dat het zich aan de aanranding kunnen onttrekken inhoudt dat daartoe een reële en redelijke mogelijkheid moet hebben bestaan’ en ‘dat onttrekking aan de aanranding voorts van de verdachte moet kunnen worden gevergd’.

In de lagere rechtspraak wordt gezien dat deze overweging van de Hoge Raad ruimte biedt voor een geslaagd gebied op noodweer. In de situatie waarin de verdachte aan de bestuurderskant van zijn auto stond, toen aangever plotseling op hem af kwam, zijn vuist balde en zijn rechterarm naar achteren haalde (terwijl de verdachte op dat moment met zijn rug naar zijn voertuig stond en zich tussen zijn eigen voertuig en de auto van aangever bevond), werd het slaan met de vuist in het gezicht van aangever gerechtvaardigd geacht. Het gerechtshof te Amsterdam  overwoog in deze zaak (ECLI:NL:GHAMS:2017:5210) ‘dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdediging noodzakelijk en geboden was’, en ‘dat gelet op de geschetste gang van zaken, gezien de snelheid van de aanval en de positie waar hij zich bevond, van de verdachte niet kon worden gevergd dat hij zich onttrok aan de (dreigende) aanranding’. De gedraging werd daardoor niet als wederrechtelijk aangemerkt, met vrijspraak als gevolg.

Let wel, het inzetten van een tegenaanval levert geen noodweer op! In de situatie waarin de verdachte door aangever met een pen was geslagen in de hals, waarna de verdachte uit boosheid over de eerdere aanval een stukje glas naar aangever had gegooid, oordeelde het gerechtshof te Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2017:1014) ‘dat -nu de aanval was geëindigd en het niet aannemelijk was geworden dat er van de kant van aangever een nieuwe ‘aanval’ volgde of dreigde- het handelen van de verdachte niet als verdedigend kan worden aangemerkt’. Reeds op die grond kwam de verdachte geen beroep op noodweer toe. Voorts oordeelde het gerechtshof ‘dat niet gebleken was dat er voor de verdachte enige belemmering was om in het plaats van het gooien met een stuk glas zich aan de situatie te onttrekken. Het kon ook van de verdachte gevergd worden dat hij zich aan de situatie onttrek’. Het handelen van de verdachte was dus niet geboden door de noodzakelijke verdediging tegen de aanranding door aangever, zodat ook om die reden het beroep op noodweer niet kon slagen.

U zult begrijpen dat bij de beoordeling van een beroep op noodweer nauwkeurige en consistente feitelijke vaststellingen van belang kunnen zijn. Indien u meent dat u een beroep op noodweer toekomt, zorg dan dat u (reeds voorafgaand aan het eerste politieverhoor) contact opneemt met een van onze gespecialiseerde strafrechtadvocaten, zodat uw verhaal goed op papier komt!

Geschreven door: Katinka Bovens

 

 

Houben & van Dijck