Kanaaldijk-Noord 1, 5613 DH, Eindhoven
+31 (0) 40-2452555

Rechter geeft toestemming om kind te vaccineren

Het is een hot topic op het moment, het rijksvaccinatieprogramma. Kinderen in Nederland kunnen worden gevaccineerd tegen twaalf ernstige infectieziektes. In het rijksvaccinatieprogramma van de overheid krijgen (jonge) kinderen een aantal inentingen waarmee zij beschermd worden tegen infectieziektes. Het programma wordt breed gedragen onder de Nederlandse bevolking. Het overgrote deel van de Nederlandse ouders laat hun kinderen dan ook vaccineren.

De afgelopen jaren is er echter ook een enorm tegengeluid opgekomen tegen het vaccinatieprogramma waardoor sommige ouders hebben besloten om hun kinderen niet, later of selectief te vaccineren. De deelname aan de meeste vaccinaties is daardoor afgenomen. De dekkingsgraad is lager dan voorheen. Er zijn maatschappelijke zorgen over deze ontwikkeling en daarom is dit een actueel thema.

Juridisch kunnen er ook problemen ontstaan rondom de deelname aan het vaccinatieprogramma. Wat nu als de ene (gescheiden) ouder van een kind het kind wel wil laten vaccineren en de andere (gescheiden) ouder niet? Wat gebeurt er als instanties rondom een uithuisgeplaatst kind wel tot vaccinatie over willen gaan maar de ouders van dit kind dat niet toestaan?

De afgelopen periode zijn er enkele concrete zaken aan de rechter voorgelegd. Hoewel rechters geen oordeel lijken te geven over de medische noodzaak van vaccinatie -wat natuurlijk ook niet de taak van de rechter is- lijkt het erop dat rechters vaccinatie conform het rijksvaccinatieprogramma in de regel wel in het belang van een kind achten. In de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant d.d. 13 juli 2018 oordeelde de Rechtbank:

De kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het ontvangen van vaccinaties van het Rijks vaccinatieprogramma noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige 1] af te wenden.

Artikel 3 lid 1 van het IVRK geeft echter aan dat voor de kinderrechter bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind een eerste overweging dienen te vormen en in de regel de doorslag behoren te geven. (…) Wanneer [minderjarige 1] niet wordt gevaccineerd zal zij (extra) vatbaar zijn en blijven voor alle (gevaarlijke) kinderziekten. De kinderrechter oordeelt dit niet in het belang van een goede gezondheid van [minderjarige 1] . De enkele stelling van de ouders dat informatie op het internet hen ervan heeft overtuigd om niet akkoord te gaan met vaccineren, weegt daartegen in het licht van de tussen de ouders en [minderjarige 1] te maken belangenafweging, mede gelet op het in artikel 3 lid 1 van het Verdrag inzake de rechten van het kind neergelegde uitgangspunt, onvoldoende op.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2018:4218&showbutton=true&keyword=2018%3a4218

De rechter staat vaccinatie tegen de wil van de beide ouders dus toe.

Ook de Rechtbank in Amsterdam had op 8 augustus 2018 een keuze te maken in een zaak tussen een vader die wel wilde vaccineren en een moeder die dit niet wilde. Hierover oordeelde de Rechtbank:

Het rijksvaccinatieprogramma heeft als doel (jonge) kinderen te beschermen tegen schadelijke ziekten. Gelet hierop is dit programma in het belang van het kind. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gevoerde overheidsbeleid door medici breed wordt gedragen en dat het overgrote deel van de bevolking dit overheidsbeleid steunt en kinderen daaraan laat deelnemen. Daaraan doet niet af dat er ook deskundigen zijn die daar kritisch tegenover staan.

Het laten vaccineren van [het kind] volgens het rijksvaccinatieprogramma is het meest in haar belang. Het argument van de vrouw dat zij door het geven van moedermelk [het kind] ook voldoende kan beschermen speelt, wat de juistheid daarvan ook is, thans geen rol meer, omdat de vrouw daarmee is gestopt. De vrouw heeft verder nog aangevoerd dat [het kind] schade op kan lopen door de vaccinaties, de combinaties van de vaccinaties en de hulpmiddelen daarin. Het is bekend dat er bijwerkingen kunnen ontstaan, maar er is niet gesteld of gebleken dat [het kind] meer risico loopt dan een ander kind.

De vrouw heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van schending van de door haar vermelde artikelen van de Grondwet, IVRK en EVRM. Voor een nader onderzoek door de Raad is geen plaats, omdat de Raad een dergelijk onderzoek niet kan doen. De rechtbank wijst het verzoek van de man toe maar niet de eveneens verzochte uitvoerbaar verklaring bij voorraad gezien het onomkeerbare karakter van de beslissing. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat de man in overleg met het consultatiebureau en/of kinderarts zal treden over het opstellen van een eventueel aangepast vaccinatieschema, aangezien [het kind] nu niet meer gelijk loopt met het oorspronkelijke plan. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2018:5697&showbutton=true&keyword=2018%3a5697

Het lijkt er dus vooralsnog op dat een voorstander van het rijksvaccinatieprogramma in sommige gevallen steun kan vinden voor deze keuze bij de rechter.

Related Posts

Houben & van Dijck