Gestolen goederen gekocht?
De Wit heeft zijn auto op internet te koop aangeboden. Van Leeuwen reageert op de advertentie en er wordt een afspraak bij De Wit thuis gemaakt. Vooruitlopend op de goede afloop heeft De Wit de sleutels en autopapieren al op de eetkamertafel klaargelegd. Tijdens de onderhandelingen over de prijs staat Van Leeuwen op, pakt de sleutels en de papieren en loopt naar de auto. De Wit verkeert in de veronderstelling dat Van Leeuwen het chassisnummer van de auto wil vergelijken met het nummer dat op de papieren staat. Van Leeuwen stapt in en rijdt, tot grote schrik van De Wit, weg. Van Leeuwen komt niet meer terug en de auto is foetsie. Een paar dagen later vindt De Wit de auto terug via de site www.autotrack.nl. De auto staat voor € 11.000,00 te koop bij Garage Van Heumen.
Met deze casus is De Wit bij ons op kantoor gekomen. Hij wil de auto terugkrijgen. Wij laten beslag op de auto leggen en sommeren Van Heumen om de auto aan De Wit terug te geven. Van Heumen weigert. Hij zegt dat hij zich van geen kwaad bewust is. Hij heeft de auto van Van Leeuwen gekocht terwijl de auto gewoon op naam van Van Leeuwen stond. Hij heeft een goede prijs betaald. Mag Van Heumen de auto houden omdat hij bij de aankoop daarvan te goeder trouw was? Hij kon immers niet weten dat de auto gestolen is en hij heeft een marktconforme prijs betaald. Of moet hij de auto aan De Wit teruggeven?
Welke regels gelden? De juridische vraag is of Van Heumen eigenaar van de auto is geworden.
Artikel 3:84 BW is van toepassing. Voor de overdracht van de eigendom van een goed, in ons geval de auto, gelden 3 eisen.
1: Er moet sprake zijn van een geldige titel. In onze casus is dat het geval. De titel is de koopovereenkomst tussen van Leeuwen en Van Heumen. Daar was op zich niets mis mee.
2: Er moet sprake zijn van levering. Dit betekent dat de auto in het bezit moet zijn gesteld van de koper. Dat is het geval. Van Leeuwen heeft het bezit van de auto aan Van Heumen verschaft en de auto staat bij van Heumen in de showroom.
3: De persoon die de auto overdraagt, in ons geval dus Van Leeuwen, moet beschikkingsbevoegd zijn. Daar lijkt het voor Van Heumen mis te gaan. Op het eerste oog zou je denken dat Van Heumen de auto aan De Wit moet teruggeven omdat Van Leeuwen niet beschikkingsbevoegd was. Hij heeft de auto immers van De Wit gestolen. Maar zo eenvoudig ligt het niet.
De wet kent een uitzondering op het vereiste van beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder. Artikel 3:86 en 3:11 BW bepalen dat er toch sprake is van een geldige eigendomsoverdracht wanneer niet voldaan is aan het vereiste van de beschikkingsbevoegdheid, indien de eigendomsoverdracht niet ‘om niet’ (zonder er voor te betalen) was en de verkrijger te goeder trouw is. In onze casus gaat dat voor Van Heumen op. Hij heeft een marktconforme prijs voor de auto aan Van Heuvel betaald en ten tijde van de aankoop stond de auto op naam van Van Heuvel. Er hoefde bij Van Heumen daarom geen belletje te gaan rinkelen.
Toch komt het voor De Wit nog goed, want de wet kent op de uitzondering op de afwezigheid van de beschikkingsbevoegdheid ook weer een uitzondering. Artikel 3:86 BW beschermt de eigenaar die zijn goed door diefstal heeft verloren. Onze De Wit kan gedurende een periode van 3 jaar na de diefstal de auto terugvorderen.
Omdat Van Heumen niet te vermurwen was zijn wij tegen hem een procedure begonnen bij de kantonrechter in Eindhoven. Dat ging in eerste instantie niet goed. De kantonrechter kwam met een heel vreemde uitspraak. Hij was van oordeel dat er geen sprake van diefstal van de auto was omdat de papieren en de sleutel zodanig binnen handbereik lagen (op tafel thuis bij De Wit) dat Van Leeuwen er zo de hand op kon leggen. De uitzondering op de uitzondering was volgens de kantonrechter niet aanwezig en De Wit trok bij de kantonrechter aan het kortste eind.
Wij waren het oneens met het oordeel van de kantonrechter dat er geen sprake was van diefstal van de auto en zijn in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch. Gelukkig heeft het gerechtshof de beslissing van de kantonrechter teruggedraaid. Het gerechtshof oordeelde dat het voor de vraag of er sprake is van diefstal niet toe doet dat de papieren en de sleutel binnen handbereik lagen. Het gerechtshof overweegt: ‘De redenering die de kantonrechter heeft gevolgd (indien spullen binnen handbereik liggen is van diefstal geen sprake), zou een geheel nieuwe en ongewenste dimensie geven aan het zogenaamd proletarisch winkelen.’
Het gerechtshof heeft daarmee gezegd dat volgens de redenering van de kantonrechter winkeldiefstal geen diefstal zou zijn. In een winkel liggen de te kopen goederen immers ook binnen handbereik. Er is dus wel degelijk sprake van diefstal en Van Heumen heeft de auto aan De Wit terug moeten geven.