Verhuurder moet bewijzen dat huurder zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft
Het is gebruikelijk dat in een huurovereenkomst wordt afgesproken dat de huurder verplicht is zijn hoofdverblijf in de huurwoning te houden. Indien de huurder hier niet aan voldoet, kan de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst vorderen. Maar wie moet nu bewijzen waar de huurder zijn of haar hoofdverblijf heeft?
Recent moest het gerechtshof Amsterdam zich over bovenstaande vraag buigen. In deze zaak had de verhuurder in haar algemene voorwaarden opgenomen dat het aan de huurster is om te bewijzen dat zij haar hoofdverblijf heeft in de huurwoning.
Huurster stelde zich echter op het standpunt dat de bepaling uit de algemene voorwaarden oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en dus nietig, omdat daarin op de huurder een bewijslast is gelegd die volgens het geldende recht normaliter op de wederpartij rust.
Het hof volgt het verweer van de huurster. Het hof merkt hierbij op dat het beding afbreuk doet aan het via dwingend recht geregelde recht op huurbescherming, dat het wezenskenmerk vormt van het Nederlandse huurrecht voor woonruimte. Verder overweegt het hof nog dat hierbij van belang is dat wie de bewijslast draagt ook het bewijsrisico draagt. De bepaling zou namelijk met zich meebrengen dat wanneer er twijfel blijft bestaan, toch van overtreding van de huurovereenkomst moet worden uitgegaan. Daarnaast acht het hof het begrip hoofdverblijf te vaag. Het is voor een huurder niet duidelijk hoe hij dit dient te bewijzen. Het hof oordeelde dus dat het beding in de algemene voorwaarden inderdaad nietig was en dat het daarom aan de verhuurder is om te bewijzen dat de huurster haar hoofdverblijf niet in de huurwoning had.
Overigens mocht het oordeel van het hof de huurster is dit geval niet helpen. De verhuurder had namelijk voldoende bewijs om aan te tonen dat het hoofdverblijf van de huurster zich niet in de huurwoning bevond.
Conclusie
Volgens vaste wetgeving is het aan de verhuurder om te bewijzen dat de huurder zijn of haar hoofdverblijf niet in de huurwoning heeft. Het Hof heeft met de hierboven besproken uitspraak duidelijk gemaakt dat deze bewijslastverdeling ook niet kan worden omgedraaid door een bepaling in de algemene voorwaarden van de verhuurder.
Heeft u een huurgeschil of een vraag over uw huurovereenkomst? Neem dan gerust contact met ons op.