Voorwaardelijke invrijheidstelling
Wij kennen in Nederland het systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling. In veel gevallen, maar niet altijd, hoeft een tot een gevangenisstraf veroordeelde de straf niet geheel uit te zitten.
In de wet is de voorwaardelijke invrijheidstelling geregeld in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht. Als een gevangenisstraf is opgelegd tussen één en twee jaar dan komt de veroordeelde vrij als van het meerdere boven één jaar een derde deel is ondergaan. Een gevangenisstraf van bijvoorbeeld 18 maanden betekent effectief 1 jaar plus een derde deel van een half jaar, is samen 14 maanden zitten.
Als een gedeelte van de straf voorwaardelijk is opgelegd, dan is voorwaardelijke invrijheidstelling uitgesloten. Een gevangenisstraf van 2 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, betekent dus daadwerkelijk 18 maanden zitten.
Als een gevangenisstraf langer is dan twee jaren, dan gaat de voorwaardelijke invrijheidstelling in nadat twee derde van de straf is uitgezeten. Een gevangenisstraf van drie jaar is dus effectief twee jaar zitten, zes jaar is vier jaar, enzovoorts.
Je kunt je afvragen wat het nut is van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het leidt tot veel onduidelijkheid. Bij afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan de rechtbank in een vonnis met de afschaffing rekening houden en een straf opleggen die feitelijk nog steeds op hetzelfde neerkomt. Nu is het zo dat wanneer de rechtbank vindt dat de veroordeelde een straf van feitelijk twee jaar verdient, een straf van drie jaar moet worden opgelegd. Bij afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling is twee jaar cel gewoon twee jaar cel. Dat is wel zo duidelijk.
De regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan tot vreemde situaties leiden. Een gevangenisstraf van 30 maanden lijkt zo op het oog langer dan een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk. In feite is dat niet zo, want de veroordeelde tot 30 maanden komt na twee derde daarvan vrij. Dat is dus na 20 maanden. Terwijl de veroordeelde tot 24 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, pas na 22 maanden vrij komt.
Het is in strafzaken voor de verdediging van groot belang om op de juiste wijze met de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling rekening te houden. Een advocaat die na een eis van de officier van justitie van 30 maanden onvoorwaardelijk voor zijn cliënt pleit voor een kortere gevangenisstraf maar wel een gedeelte voorwaardelijk kan dus pleiten voor een langere effectieve straf. Dat zal zeker niet de bedoeling zijn.