Kanaaldijk-Noord 1, 5613 DH, Eindhoven
+31 (0) 40-2452555

Onderhoudsplicht van de stiefouder (of toch niet?)

Op grond van de wet is een stiefouder onderhoudsplichtig voor de kinderen van zijn echtgenoot die tot het gezin van stiefouder behoren. Een stiefouder is alleen verplicht gedurende zijn of haar huwelijk of het geregistreerd partnerschap levensonderhoud te verstrekken aan de minderjarige kinderen van zijn echtgenoot of geregistreerde partner die tot hun gezin behoren.

Recent stond het bovenstaande ter discussie in een procedure bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2018:987). In deze zaak speelde het volgende.

Partijen zijn in 1992 met elkaar gehuwd uit welk huwelijk vier kinderen geboren zijn. In 2015 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Ten tijde van de procedure was alleen het jongste kind van partijen nog minderjarig, welk minderjarige kind hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw.

De vrouw is in 2016 hertrouwd en op enig moment is de kinderalimentatie voor het minderjarige kind vastgesteld c.q. gewijzigd in een bedrag van € 190,42 per maand. De man was het met deze beslissing van de rechtbank niet eens, omdat bij de vaststelling van de kinderalimentatie geen rekening is gehouden met de draagkracht van de nieuwe partner van de vrouw. De man meent dat zijn draagkracht hierin wel moet worden meegenomen (gelet op de verplichting van de stiefouder op grond van de wet) en verzoekt het gerechtshof dan ook om de kinderalimentatie te verlagen.

De vrouw voert hiertegen verweer en stelt dat de minderjarige waar het om gaat geen deel uitmaakt van het gezin van haar nieuwe partner (stiefvader). Haar nieuwe partner staat nog steeds ergens anders ingeschrevenen en heeft daar nog steeds woonruimte. De vrouw woont met de minderjarige ergens anders. Vanwege de uiterst problematische verlopen echtscheiding van partijen hadden de kinderen een behoorlijke weerstand tegen de komst van een nieuwe partner in haar leven en dit blijft nog steeds lastig voor de kinderen. Mede om die reden bleek de vorming van een gezin met haar nieuwe partner niet mogelijk. Toch wilden zij in ieder geval in het huwelijk treden om zo – naar de woorden van de vrouw – hun liefde te bezegelen. De vrouw heeft vanaf het begin niet het voornemen gehad om met haar nieuwe partner te gaan samenwonen zolang het jongste kind van partijen nog minderjarig is. Er is volgens de vrouw sprake van twee strikt gescheiden financiële huishoudens en zij zijn voornemens pas te gaan samenwonen als het jongste kind meerderjarig is. De vrouw voerde daarbij tevens aan dat het contact tussen de kinderen en haar nieuwe partner beperkt is.

De man daarentegen voerde aan dat de nieuwe partner van de vrouw zich wél actief mengt in het leven van de kinderen. Echter, volgens het gerechtshof heeft de man dit, tegenover het betoog van de vrouw, onvoldoende geconcretiseerd. De man heeft immers volstaan met enkele algemene stellingen.

Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd, zowel in de processtukken als ter zitting, is het naar het oordeel van het hof niet vast komen te staan dat de minderjarige tot het gezin van de nieuwe partner van de vrouw behoort. Het gerechtshof heeft dan ook geoordeeld dat de nieuwe partner van de vrouw niet onderhoudsplichtig is voor de minderjarige en dat zijn inkomen (draagkracht) aldus geen rol speelt bij het bepalen van de hoogte van de kinderalimentatie. Het gerechtshof nam daarbij nog wel in overweging dat uit de Parlementaire Geschiedenis met betrekking tot artikel 1:395 BW volgt dat als de onderhoudsverplichting van de stiefouder samenvalt met die van de ouder van het kind, de verplichtingen ter zake onderhoud in beginsel van gelijke rang zijn. Echter, gelet op de feitelijke verhouding waarin de minderjarige tot de man (de vader) en tot de nieuwe partner van de vrouw staat én gezien het feit dat de man en de vrouw (de ouders) met hun beide inkomens samen ruimschoots in de behoefte van de minderjarige kunnen voorzien, acht het hof het ook in dit specifieke geval onvoldoende om met de draagkracht van de nieuwe partner van de vrouw rekening te houden.

Ook uit deze uitspraak blijkt maar weer dat de specifieke omstandigheden van het geval de doorslag kunnen geven in een bepaalde kwestie.

Geschreven door: Judith van Berlo 

Related Posts

Houben & van Dijck