Voldoe de kinderalimentatie op een inzichtelijke wijze om latere problemen te voorkomen!
Met grote regelmaat worden er alimentatieprocedures gevoerd en worden er door de rechtbank alimentatieverplichtingen opgelegd. Op basis van dergelijke uitspraken is de alimentatieplichtige verplicht om aan deze opgelegde alimentatieverplichting te voldoen. Helaas blijkt uit de praktijk dat de nakoming van een alimentatieverplichting regelmatig te wensen overlaat. Wanneer een alimentatieplichtige zijn of haar alimentatieverplichting niet nakomt, kan dat negatieve gevolgen hebben voor de alimentatiegerechtigde (de ontvanger). Alimentatie is namelijk bedoeld om te kunnen voorzien in het levensonderhoud en wanneer iemand geen kinderalimentatie ontvangt, kan dat wel eens betekenen dat diegene niet voldoende financiële middelen heeft om in het levensonderhoud van de kinderen te voorzien.
In dat geval kan de ontvanger opdracht geven aan een deurwaarder of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO) om de alimentatie te innen. Let op: hiervoor is dan wel vereist dat de alimentatieverplichting door de rechter is vastgesteld.
Naar aanleiding daarvan worden soms executiegeschillen gestart ter zake de (vermeende) achterstallige kinderalimentatie. Recent speelde een dergelijke zaak bij het Gerechtshof te Den Haag.
In deze zaak was door de rechtbank bij beschikking van 18 mei 2015 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, waarbij de rechtbank had bepaald dat de man een bedrag van € 81,95 per kind per maand aan kinderalimentatie moest voldoen. Uit het huwelijk waren twee kinderen geboren waardoor de man in totaal maandelijks een bedrag van € 163,90 aan kinderalimentatie moest voldoen. Betaling bleef echter uit waardoor de vrouw deze beschikking – voor wat betreft de kinderalimentatie – is gaan executeren.
De man was het daarmee niet eens, want in zijn visie had hij de volledige kinderalimentatie voldaan. Hij zou onder andere een bedrag van € 7.000,– cash aan de vrouw hebben betaald door storting van dit bedrag op de bankrekening van de vrouw. De man vorderde in een executie kort geding dan ook dat het de vrouw verboden zou worden om de beschikking van de rechtbank voor wat betreft de kinderalimentatie te mogen executeren. Deze vordering werd ‘deels toegewezen’. De voorzieningenrechter oordeelde namelijk dat de vrouw voornoemde beschikking – voor wat betreft de kinderalimentatie – niet mocht executeren, onder de voorwaarde dat de man iedere maand de lopende alimentatieverplichting zou voldoen én dat hij daarnaast een bedrag van € 350,– per maand zou gaan aflossen in verband met de ontstane achterstand aan kinderalimentatie.
De man kon zich niet verenigen met deze uitspraak, omdat er volgens hem geen achterstand was (zie hierboven). Hij vond het dan ook niet terecht dat hij extra moest aflossen en stelde hoger beroep in. De vrouw kon zich daarentegen wel vinden in de uitspraak van de voorzieningenrechter. Zij erkende dat zij voor het uitspreken van de echtscheiding een bedrag van € 7.000,– had ontvangen van de man, maar gaf tevens aan dit bedrag aan de man te hebben teruggestort en dat het bedrag niet kan worden aangemerkt als een betaling van kinderalimentatie. De vrouw bleef dus bij haar standpunt dat er een forse achterstand was ontstaan en stelde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de man daarop moest gaan aflossen.
Het gerechtshof was met de vrouw van oordeel dat de voorzieningenrechter op goede gronden tot zijn beslissing is gekomen. Het hof overweegt: “van de man had verlangd mogen worden dat hij op een inzichtelijke wijze de kinderalimentatie had voldaan. De gevolgen van het nalaten daarvan komen voor zijn risico”. Ook de stelling dat de man een bedrag van € 7.000,– ten behoeve van de kinderalimentatie had voldaan op de bankrekening van de vrouw acht het hof niet geloofwaardig. Op het moment dat dat gebeurde, waren partijen feitelijk nog getrouwd en stond in rechte nog niet vast welk bedrag de man aan alimentatie moest voldoen. De voorzieningenrechter heeft zich volgens het hof dan ook een oordeel kunnen vormen over de hoogte van de betalingsachterstand en heeft op goede gronden geoordeeld dat de man – naast zijn lopende alimentatieverplichting – maandelijks een extra bedrag aan de vrouw dient te voldoen ter zake de aflossing van deze achterstand.
De man heeft in dezen niet aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan en bovendien heeft de man niet aangetoond dat hij door betaling van het bedrag ter zake de maandelijkse aflossing in een financiële noodtoestand komt te verkeren. De aangevoerde gronden van de man worden door het hof dan ook afgewezen.
Uit deze uitspraak van het Gerechtshof Den Haag blijkt maar weer hoe belangrijk het is om de alimentatie op een inzichtelijke wijze te voldoen. Doet men dat niet, kan dat de alimentatieplichtige dus worden tegengeworpen en kunnen er vervelende discussies ontstaan met grote financiële gevolgen.
Via deze link kunt u de uitspraak nalezen.