Partneralimentatie: inspanningsplicht om in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien
Voor de toekenning van alimentatie zijn het behoeftigheidsbeginsel en het draagkrachtbeginsel van groot belang[1]. Hierover wordt tussen partijen veel gediscussieerd. In deze bijdrage wordt ingegaan op het behoeftigheidsbeginsel en de daarbij behorende inspanningsplicht.
Er bestaat niet zonder meer een recht op partneralimentatie. Een dergelijke onderhoudsplicht bestaat alleen voor zover degene die aanspraak maakt op alimentatie niet in het eigen levensonderhoud kan voorzien, terwijl diegene wel voldoende heeft gedaan om in zijn/haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit wordt ook wel de behoeftigheid genoemd. Degene die aanspraak maakt op (partner)alimentatie zal dus 1) moeten aantonen dat hij/zij geen of niet voldoende inkomsten heeft om in het eigen levensonderhoud te voorzien en 2) dat hij/zij deze inkomsten ook niet kan genereren. Er rust dus een zogenaamde inspanningsverplichting op degene die aanspraak maakt op alimentatie.
Over deze inspanningsverplichting wordt veel gediscussieerd. Uit de rechtspraak blijkt dat hierover niet te licht moet worden gedacht. Vrij recent heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hierover nog een uitspraak gedaan (ECLI:NL:GHARL:2018:355). In deze zaak ging het om het volgende.
Ten tijde van het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen (man en vrouw) heeft de rechter onder andere geoordeeld dat de man maandelijks een x bedrag aan de vrouw moet betalen aan partneralimentatie waarbij de rechtbank tevens heeft geoordeeld dat na verloop van een x aantal jaren het maandbedrag naar beneden zou worden bijgesteld. Hierna zou na verloop van wederom een x aantal jaren het maandbedrag op nihil (€ 0,–) worden gesteld. Na een x aantal jaren (in dezen 6 jaar) zou de man dus geen partneralimentatie meer aan de vrouw hoeven te betalen.
Met het bovenstaande was de vrouw het niet eens. Zij ging in hoger beroep bij het gerechtshof.
In hoger beroep stond de behoeftigheid van de vrouw ter discussie. De vrouw stelde zich op het standpunt dat zij voldoende inspanningen had verricht om betaald werk te vinden en had ter onderbouwing van haar standpunt diverse sollicitatiebrieven ingebracht. De man dacht hier het zijne van en vond dat deze sollicitatiebrieven, om diverse redenen, niet gekwalificeerd konden worden als serieuze sollicitatiepogingen van de vrouw om daadwerkelijk betaald werk te vinden. Zo bevatte de sollicitatiebrieven volgens de man een minimale omvang, veel type- en taalfouten, had de vrouw niet meer de intensieve zorg over haar kinderen (deze waren immers al 16 jaar en ouder) en mocht volgens de man van de vrouw verwacht worden dat zij zich zou inschrijven bij verschillende uitzendbureaus en zich liet bijstaan bij het verrichten van sollicitatieadviezen.
Het gerechtshof was het met de man eens en vond dat de vrouw inderdaad niet voldoende had onderbouwd dat zij voldoende inspanningen had verricht om betaald werk te vinden. De vrouw heeft dus niet aangetoond dat zij behoeftig is, hetgeen een afwijzingsgrond van de verzochte partneralimentatie vormt (met andere woorden: op basis hiervan komt zij niet in aanmerking voor partneralimentatie).
In deze situatie heeft het gerechtshof uiteindelijk wel (om processuele redenen) aansluiting gezocht bij de eerder door de rechtbank gedane uitspraak, maar uit deze uitspraak blijkt maar weer dat over de inspanningsverplichting om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien niet te licht gedacht moet worden.
Heeft u vragen hierover of wenst u hierover juridisch advies/juridische bijstand, neemt u dan gerust contact op met een van onze advocaten van de sectie Personen- & Familierecht.
[1] Ook niet financiële factoren kunnen een rol spelen bij de toekenning van alimentatie, echter wordt hierop in deze bijdrage niet ingegaan.
Geschreven door: Judith van Berlo