Kanaaldijk-Noord 1, 5613 DH, Eindhoven
+31 (0) 40-2452555

De bewijsvraag in het strafrecht

Bewijzen is aantonen dat in redelijkheid niet kan worden getwijfeld aan de juistheid van het verwijt dat aan de verdachte wordt gemaakt. Deze taak ligt primair bij het Openbaar Ministerie en aanvullend bij de rechter. In ieder geval niet bij de verdachte, die is namelijk onschuldig totdat het tegendeel kan worden bewezen. Maar wanneer kan het ten laste gelegde feit nu door een rechter bewezen worden verklaard?

In Nederland kennen we een negatief-wettelijk bewijsstelsel. Het bewijsstelsel is limitatief en beperkt tot alleen de wettige bewijsmiddelen. De eigen waarneming van de rechter ter zitting is een wettig bewijsmiddel. Hierbij kan worden gedacht aan beeld en geluidopname, fysiek waarneembare eigenschappen van personen, wapens of ander materiaal. Een ander wettig bewijsmiddel is de verklaring van de verdachte (zie ook de blog ‘ zwijgen of praten’) of een getuigenverklaring. En ook wordt dikwijls een deskundige in de strafzaak betrokken om bepaald onderzoek te doen en vragen van de openbare aanklager, dan wel van de verdachte of de rechter te beantwoorden.

Daarnaast kennen we nog de schriftelijke bescheiden, zoals rechterlijke beslissingen, processen-verbaal maar ook schriftelijke correspondentie, kladjes en bonnetjes etc. ten slotte behoeven feiten van algemene bekendheid geen bewijs. Het gaat dan om gegevens die een gemiddelde burger geacht moet worden te kennen of die hij zonder noemenswaardige toegankelijke bronnen kan achterhalen, een glas bier van 250 ml, veroorzaakt bijvoorbeeld een bloedalcoholgehalte van 0,15 promille.

Echter, voldoende wettig bewijs is nog steeds onvoldoende om tot een veroordeling te komen. De rechter moet van het aangeleverde bewijs ook overtuigd zijn. De rechter heft hier wel een bepaalte mate van vrijheid in, de zogenoemde ‘ leap of faith’. De rechter moet zijn oordeel wel altijd motiveren zodat dit toetsbaar is.

Bovendien moeten in het dossier minimaal twee wettige bewijsmiddelen aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld een aangifte en een getuigenverklaring. De enige uitzondering hierop is de verklaringen van de politieagent. De rechter mag op basis van alleen de verklaring van de politieagent, iemand veroordelen. Maar anders is een enkele getuigenverklaring van bijvoorbeeld aangever onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Ook een enkele bekentenis van de verdachte is onvoldoende, die moet altijd gesteund worden door minimaal een ander bewijsmiddel.

 

Related Posts

Houben & van Dijck